Alle zwemproeven worden afgelegd in badpak of zwembroek !
MODULE I. ZWEMGEDEELTE
Proef 1 : 200m (100 punten)
200 m vrije stijl (borstcrawl*, schoolslag),
binnen de 4'30", ogen boven water.
*borstcrawl: indien deze zwemstijl
wordt gekozen dient de kandidaat na maximaal 5 armbewegingen, minstens
1 maal de ogen en gezicht duidelijk en voldoende lang voorwaarts
te richten.
Opmerking: de proef wordt afgelegd in één en dezelfde stijl, zonder onderbreking.
puntenverdeling :
tijd |
punten |
minder dan 3'01" |
100 |
van 3'01" tot 3'15" |
90 |
van 3'16" tot 3'30" |
85 |
van 3'31" tot 3'45" |
75 |
van 3'46" tot 4'00" |
65 |
van 4'01" tot 4'15" |
55 |
van 4'16" tot 4'30" |
50 |
van 4'31" tot 4'45" |
40 |
van 4'46" tot 5'00" |
30 |
minder of gelijk aan 4'30" = slagen voor proef 1 (zie IX.19)
Proef 2 : Het redden van een drenkeling "boven water"
(50 punten)
Start in het ondiep gedeelte van het bad (rug tegen en beide handen
op de kade). Op startsignaal lopen de kandidaten tot aan het aangeduid
10 meterpunt. Vervolgens zwemmen (borstcrawl*,
schoolslag) de kandidaten in spurttempo naar de overzijde van
het bad (50 meter). Zij nemen in één vloeiende beweging
een stilliggende bal vanaf de kade en zwemmen met deze bal (voortdurend
boven water) in ruglingse houding tot aan het 10 meterpunt (90m).
Vervolgens lopen zij met de bal in beide handen en leggen de bal
op de kade. De bal wordt met beide handen vastgehouden tot het betrokken
jurylid het einde van de proef aangeeft.
Opmerking: Indien de kandidaat bij het grijpen of neerleggen de
bal lost dient hij of zij zelf de bal te gaan ophalen. Het niet
volgen van de vooropgestelde procedure geeft per overtreding aanleiding
tot een straftijd.
*borstcrawl: indien deze zwemstijl wordt gekozen dient
de kandidaat na maximaal 5 armbewegingen, minstens 1 maal de ogen
en gezicht duidelijk en voldoende lang voorwaarts te richten.
a) spurtgedeelte (50 m na loopstart) (max 20 ptn)
tijd |
punten |
< 41" |
20 |
van 41" tot 45" |
18 |
van 46" tot 50" |
16 |
van 51" tot 55" |
14 |
van 56" tot 1'00" |
10 |
van 1'01" tot 1'05" |
5 |
> 1'05" |
0 |
b) eindtijd na 100 m ( max 30 ptn)
tijd |
punten |
<1'56" |
30 |
van 1'56" tot 2'00" |
27 |
van 2'01" tot 2'05" |
24 |
van 2'06" tot 2'10" |
21 |
van 2'11" tot 2'15" |
18 |
van 2'16" tot 2'20" |
15 |
van 2'21" tot 2'25" |
10 |
> 2'25" |
0 |
Een kandidaat slaag voor proef 2 wanneer hij of zij minstens een puntentotaal
van 50% behaalt voor proef 2 (a+b)
Proef 3 :redden van een drenkeling "onder water"(=popproef)
(130 punten)
Start in het ondiep gedeelte van het bad (rug tegen en beide handen
op de kade). Op startsignaal lopen de kandidaten tot aan het aangeduid
10 meterpunt. Zij zwemmen (borstcrawl*, schoolslag) vervolgens
naar de overzijde van het bad waar zij een pop, waarvan het te verplaatsen
gewicht dat van een drenkeling benadert, vanuit een diepte van ongeveer
5 meter bovenhalen, en vervoeren in kopgreep over een afstand van
25 meter, hoofd pop steeds boven water. Pop afgeven aan de zijkant
van het bad.
*borstcrawl: indien deze zwemstijl wordt gekozen dient
de kandidaat na maximaal 5 armbewegingen, minstens 1 maal de ogen
en gezicht duidelijk en voldoende lang voorwaarts te richten.
a) Popproef deel 1 : tijd pop boven
tijd |
punten |
< 1'01" |
50 |
van 1'01" tot 1'05" |
45 |
van 1'06" tot 1'10" |
40 |
van 1'11" tot 1'15" |
35 |
van 1'16" tot 1'20" |
30 |
van 1'21" tot 1'25" |
25 |
> 1'25" |
0 |
b) Popproef deel 2 : eindtijd
tijd |
punten |
< 1'46" |
50 |
van 1'46" tot 1'50" |
45 |
van 1'51" tot 1'55" |
43 |
van 1'56" tot 2'00" |
41 |
van 2'01" tot 2'05" |
39 |
van 2'06" tot 2'10" |
35 |
van 2'11" tot 2'15" |
30 |
van 2'16" tot 2'20" |
25 |
van 2'21" tot 2'25" |
10 |
van 2'26" tot 2'30" |
5 |
> 2'30" |
0 |
Puntenverdeling technische uitvoering (30 punten)
- uitvoeren eendenduik (maximum 10 punten)
- wijze van vervoer pop (maximum 20 punten
Opmerking bij "wijze van vervoer pop" :
- eenmaal pop vast mag de pop niet meer worden losgelaten
- hoofd van de pop mag nooit meer dan één keer onder water komen
- een kandidaat die tijdens de popproef de pop laat vallen bekomt geen punten voor alle voorafgaande
onderdelen van proef 3!!!!!!
Een kandidaat slaag voor proef 3 wanneer hij of zij minstens een
puntentotaal van 50% behaalt voor proef 3 (65 punten) met daarbij
50% voor tijd pop boven en 50% voor wijze van vervoer.
MODULE II. Bijscholingsgedeelte
- Uitvoeren in het water van de voornaamste vervoergrepen.
- Uitvoeren op het droge van enkele transporttechnieken.
- Uitvoeren van een reddersprong
MODULE III. Reanimatie en EHBO (100 punten)
- 60% behalen voor Module III (= slagen voor module III)
(waarbij minimumscore Deel 1: 50/80 en minimumscore Deel 2: 10/20)